meetkunde 2

Opgave - IMOSL 2000 vraag 21

Twee cirkels $G_1$ en $G_2$ snijden in $M$ en $N$. Zij $AB$ de rechte die raakt aan beide cirkels in $A$ en $B$ respectievelijk, zodat $M$ dichter bij $AB$ ligt dan $N$. Zij $CD$ de rechte parallel met $AB$ die door $M$ gaat en $C$ op $G_1$ en $D$ op $G_2$. De rechten $AC$ en $BD$ snijden in $E$; de rechten $AN$ en $CD$ snijden in $P$; de rechten $BN$ en $CD$ snijden in $Q$. Toon aan dat $EP=EQ$.

Oplossing

$AB$ is de raaklijn, dus wegens de raakomtrekshoek geldt dat

$$\angle MBA = \angle MDB = \angle ABE$$
en ook
$$\angle MAB = \angle ACM = \angle EAB$$

Dus wegens deze gelijke hoeken zien we dat $E$ op $M$ wordt afgebeeld door een spiegeling met as $AB$.

Dus $EM \perp CD$.

We zien ook dat er een homothetie met centrum $N$ bestaat die $[PQ]$ op $[AB]$ afbeeldt. Het beeld van $M$ is het snijpunt van $MN$ en $CD$, en vermits $MN$ de machtslijn is, geldt dus dat $MP=MQ$.

ZHZ, dus $\Delta EMQ \cong \Delta EMP$

$$\mathbb{QED}$$