makkelijker dan probleem 1

Opgave - BxMO 2016 vraag 2

Zij $n$ > $0$ een positief geheel getal. Veronderstel dat zijn positieve delers opgedeeld kunnen worden in paren op zo’n manier dat de som van elk paar een priemgetal is. Bewijs dat deze priemgetallen allemaal verschillend zijn en dat geen van hen een deler van $n$ is.

Oplossing

We zullen eerst volgend lemma bewijzen:

Lemma: voor elke priemfactor $p$ van $n$ geldt dat $v_p(n)=1$.

Bewijs: Allereerst moeten we opmerken dat noodzakelijk $n$ en $1$ een paar zullen vormen. Voor alle andere delers $q$ van $n$ geldt namelijk dat $q+n$ deelbaar is door $q$. Dus zal $n+1$ priem zijn. Beschouw nu $\frac{n}{p}$. Veronderstel dat deze gepaard wordt met deler $\alpha \neq 1$. Als $\alpha$ een deler $q$ heeft verschillend van $p$, dan zal $\alpha +\frac{n}{p}$ deelbaar zijn door $q$. Dus $\alpha$ is een macht van $p$. Maar als $v_p(n)>1$, zal $\frac np$ deelbaar zijn door $p$! dus dan is $\alpha+\frac np$ deelbaar door $p$, contradictie! Dus is $v_p(n)=1$ voor elke priemfactor van $n$.

Nu bewijzen we per volledige, omgekeerde inductie (d.w.z dat $S(q) \Rightarrow S(q-1)$ voor q, het aantal priemfactoren van deler $\alpha$) dat de deler die wordt gepaard met $\alpha$ gelijk is aan $\frac{n}{\alpha}$.

Inductiebegin: Stel dat $\alpha$ hetzelfde aantal priemfactoren als $n$ namelijk $q$ heeft. Dan zal $\alpha=n$ wegens het lemma, en deze wordt gepaard met $1=\frac nn$.

Inductiehypothese: Het geldt voor elke deler $\alpha$ met aantal priemfactoren $\ge k$.

Inductiestap: Stel dat $\alpha$, $k-1$ priemfactoren heeft. Stel $q$ het aantal priemfactoren van $n$. De deler $\beta$ waarmee $\alpha$ gepaard wordt heeft dan hoogstens $q-k+1$ priemfactoren. Stel namelijk dat deze er meer heeft, dan zal wegens het DVH $\alpha$ een priemfactor met $\beta$ gemeenschappelijk hebben: ze kunnen tesamen niet meer dan $q$ priemfactoren hebben. Stel nu dat $\beta$ strikt minder dan $q-k+1$ priemfactoren heeft, dus $\le q-k$. Er is echter een voor elke deler minder dan of gelijk aan $q-k$ priemfactoren een deler met groter dan of gelijk $k$ priemfactoren zodat deze twee delers geen priemfactoren gemeenschappelijk hebben (hun product is $n$). Deze worden gepaard wegens de inductiehypothese. Dus heeft $\beta$ exact $q-k+1$ priemfactoren. De enige deler met zoveel priemfactoren waarvoor $ggd(\alpha, \beta)=1$, is gelijk aan $\frac{n}{\alpha}$ wegens het lemma. Daarmee is de inductie afgesloten.

De priemgetallen gevormd door de paren van positieve delers van $n$ zijn dus telkens $\frac{n}{\alpha}+\alpha$, met $\alpha$ een positieve deler van $n$. Nu geldt voor elke priemfactor van $p_i$ van $n$ dat $p_i \mid \alpha$ of $p_i \mid \frac{n}{\alpha}$, maar niet allebei, wegens het lemma. Dus $n$ en $\alpha+\frac{n}{\alpha}$ hebben geen enkele priemfactor gemeenschappelijk. Hieruit volgt $ggd(n, \alpha+\frac{n}{\alpha})=1$. Omdat elke positieve deler minstens één is, is het onmogelijk dat $\alpha+\frac{n}{\alpha} \mid n$.

Stel nu dat $\alpha+\frac{n}{\alpha}=\beta+\frac{n}{\beta} \Leftrightarrow n( \frac{\beta-\alpha}{\alpha \beta})= \beta-\alpha \Leftrightarrow \alpha=\frac{n}{\beta} \text{of } \alpha=\beta$. Hieruit volgt dat deze priemgetallen de som zijn van dezelfde paren van delers. Q.E.D.