concurrente rechten

Opgave - IrMO 1996 dag 3 vraag 3

$ABC$ is een scherphoekige driehoek. De hoogtes noemen we $AD,BE,CF$. De voetpunten van de loodrechten uit $A,B,C$ op $EF,FD,DE$ respectievelijk noemen we $P,Q,R$. Toon aan dat $AP,BQ,CR$ concurrent zijn.