lijnstuklengtes

Opgave - IMOSL 1997 vraag 8

Vier verschillende punten $A,B,C,D$ worden gekozen op een cirkel $G$ zodat de driehoek $BCD$ niet rechthoekig is. Bewijs dat de middelloodlijnen van $AB$ en $AC$ de rechten $AD$ in $W$ en $V$ snijden en dat de rechten $CV$ en $BW$ snijden in een bepaald punt $T$. Bewijs ook dat de lengte van één van de lijnstukken $AD,BT,CT$ gelijk is aan de som van de andere twee.