tweelingen

Opgave - BrMO 1 2006 vraag 2

Adriaan geeft les aan een klas van 6 (paar) tweelingen. Hij wil teams opmaken voor een quiz, maar hij wil vermijden dat tweelingsbroers en/of -zussen in hetzelfde team zitten. Deze voorwaarde indachte:
(i) Op hoeveel manieren kan hij ze splitsen in twee teams van zes?
(ii) Op hoeveel manieren kan hij ze splitsen in drie teams van vier?

Oplossing

(i) Elk team heeft één tweeling van elk paar. De tweelingen kunnen echter nog onderling gewisseld worden, dus het aantal mogelijkheden is $\frac{2^6}{2}=2^5=32$

(ii) Eerst kijken we naar het aantal mogelijkheden als de teams een bepaalde volgorde zouden hebben:

Voor de keuze van het eerste team zijn er $\frac{6!2^4}{2!4!}=240$ mogelijkheden. Nu zijn er nog $2$ paren tweelingen en $4$ kinderen apart niet gekozen.

Omdat geen twee kinderen van hetzelfde paar samen mogen zitten, moet van beide overblijvende tweelingen zeker $1$ in het tweede team zitten. Deze keuze kan dus gemaakt worden op $2^2=4$ manieren. Voor de rest van het team moeten er $2$ van de $4$ aparte kinderen gekozen worden, wat op $\frac{4!}{2!2!}=6$ manieren kan.
Voor het tweede team zijn dus $4*6=24$ mogelijkheden.

Tenslotte gaan alle overblijvende kinderen in het derde team (dus maar $1$ mog.).
Met volgorde van de teams zijn er dus $240*24$ mogelijke indelingen. We mogen de $3$ teams echter onderling verwisselen, dus moeten we delen door $3!=6$ om het aantal mogelijkheden zonder volgorde te krijgen. Het antwoord is dus $960$.